Dialogische sessies
Film als aanzet tot dialoog over professioneel handelen in de jeugdzorg, het onderwijs en het sociaal-cultureel werk
Laurent Thys * en Karel De Vos **
Tussen mei en oktober 2021 organiseerde Eduacademie, vertrekkend van de film Etre et avoir, een reeks dialoogsessies met het team van het onthaal en observatiecentrum (O.O.O.C) van Jongerencentrum CIDAR te Kortenberg.
In wat volgt staan we stil bij de opbouw en het verloop van deze sessies en onderzoeken we hoe de film en de daaropvolgende sessies kunnen bijdragen tot een verdieping van het professioneel handelen als pedagoog/begeleider.
Alvorens deze casus uit de doeken te doen situeren we de Eduacademie en dragen we argumenten aan voor het belang van film als aanzet tot reflectie en dialoog.
- De Eduacademie en Film(1)
- Eduacademie?
De Eduacademie is een dispuutgenootschap dat ruimte schept voor een kritische bevraging van, en voor verzet tegen de steeds verder om zich heen grijpende objectiverende benadering in de zorg, hulpverlening, vorming en onderwijs. Professionaliteit in zorg, hulpverlening, vorming en onderwijs veronderstelt dat er ruimte is om aan het onverwachte, onbekende, ongeplande of nieuwe in elke situatie een plaats en een waarde te geven. Professioneel handelen vindt m.a.w. zijn richting en dynamiek in het proces zelf van het samen – in dialoog – zoeken en in het samen tastende doen; in het ont-moeten en handelen dat resulteert in een gedeelde intentie, oriëntatie en traject.
De Eduacademie zet zich dus af tegen de opvatting dat professioneel handelen te definiëren valt als een efficiënt toepassen van, vooral op het individu gerichte, interventiemethodieken die evidence-based zijn of nog, van het zo goed en getrouw mogelijk uitvoeren van voorgeschreven stappenplannen, protocollen of programma’s. (Thys, 2021)
Om professioneel handelen, begrepen als dialogische en responsieve tussenkomsten, te onderzoeken, te verdiepen en te bevragen heeft de Educademie tot nu toe drie formules aangeboord, die opgevolgd en bijgestuurd worden op de maandelijkse ‘palavers’ (zie 1.4). De drie formules zijn : 1) de open Movie-talks 2) de dialoogsessies met teams en 3) de opmaak van eigen videodocumentatie over educatieve praktijken.
- Open Movie-talks
Het vertrekpunt voor een verdiepend gesprek over professioneel handelen wordt gezocht in, zoals het woord zelf zegt, een film die een educatieve praktijk toont of documenteert; een film die aanzet tot reflectie over hoe professioneel handelen te begrijpen valt. De filmvoorstelling wordt daarbij steeds gevolgd door een open gedachtewisseling – een dialoog – over wat de film ieder te zeggen heeft. Welke scènes, dialogen, gebaren raken, treffen of spreken aan? Welke beelden, gedachten gevoelens roepen die op ? Wat heeft dit dan te betekenen?
Ieder wordt uitgenodigd de eigen bevindingen onderzoekend in het midden te brengen om zo een gedeelde ruimte te maken van waaruit nieuwe inzichten over professionaliteit kunnen groeien. Vanuit een dergelijke nabespreking kunnen dan thema’s m.b.t. het professioneel handelen naar boven komen die in verdere vervolgsessies verder uitgediept kunnen worden.
De Eduacademie ging hiermee van start in september 2020. Met een tussenpose van één week werden ‘ L’Enfant Sauvage”(1970) van Francois Truffaut en ‘ Ce gamin-là”(1976) van Renaud Victor en Fernand Deligny vertoond voor een 30 tal geïnteresseerden uit de jeugdzorg, het onderwijs en het sociaal-cultureel vormingswerk. Aansluitend op de laatste vertoning kregen de deelnemers de vraag voorgelegd welke fragmenten van de film hen bijblijven; fragmenten die voor een verdere verdiepend gesprek in aanmerking kunnen komen. Ieder kon de fragmentkeuze doormailen naar de Eduacademie, die deze dan klaarmaakte voor de nabespreking op de derde afsluitende sessie.
Tussenhaakjes : De twee films toonden contrasterende educatieve praktijken. Het onderliggend idee daarvoor was dat vanuit deze confrontatie een diepgaande discussie of gedachtewisseling kon ontstaan over opvoeden, onderwijzen, of begeleiden.
Deze try-out werd geëvalueerd met als resultaat dat er voor het vervolg gekozen wordt voor een andere – lichtere – formule. Er zou nu 1 film vertoond worden voorafgegaan door een inleiding en gevolgd door een dialogische nabespreking. Indien uit dit nagesprek een vraag komt om dieper in te gaan op thema’s die vanuit de filmbespreking komen bovendrijven dan kon voor de geïnteresseerden een vervolg sessie gepland worden.
Deze nieuwe formule startte met de vertoning “Alicia”; een documentaire van Maasja Ooms (2017) . In deze aangrijpende documentaire volgt Maasja het meisje Alicia doorheen de escalerende hulpverleningsinterventies waaraan van ze kindsbeen af onderworpen wordt. Het verhaal eindigt als Alicia op 11 jarige leeftijd opgenomen wordt in een gesloten instelling.
- Aanbod organisatie ontwikkeling.
Met teams of organisaties die intern de professionele ontwikkeling van de medewerkers , op een dialogische manier, willen ondersteunen organiseert Eduadademie , aan het team aangepaste, dialogische sessies rond eigen thema’s mbt professioneel handelen en dit uiteraard vertrekkend van een film ( zie verder onder Etre et Avoir op Cidar)
- Films van interviews met professionals zelf over wat voor hen goed professioneel handelen is.
Wanneer het gaat over wat professioneel handelen betekent, gaat men zelden te rade bij de opvoeders zelf of bij leerkrachten, hulpverleners, vormingswerkers. Het woord wordt gegeven aan experts ,wetenschappers, academici, theoretici en niet of zelden aan de mensen die het werk zelf met volle goesting doen, elke dag opnieuw en dit jaren aan een stuk.
In interviews met zowel jonge als oudere, meer ervaren, professionals gaan we samen op zoek naar hun invulling van professionaliteit en hoe zij hierin evolueren. Bij deze gesprekken gaat het niet om een objectiverend interview. Het zijn open(ende) gesprekken tussen personen vanuit interesse, zonder dat daaraan veel voorbereiding vooraf ging. De leefgroepbegeleiders worden uitgenodigd om vooral vanuit de eigen ervaring na ‘te denken’ of te reflecteren op hun werk en hun ontwikkeling als professional. Ze komen zo tot een spreken in eigen woorden, en kunnen de normativiteit van wat van hen in de instituten verwacht wordt, achter zich laten.
Deze interviews worden nadien bewerkt en gemonteerd tot een documentaire waarmee verantwoordelijken voor de professionele ontwikkeling – opleiders, begeleiders of mentoren – aan de slag kunnen.
Een eerste montage “In gesprek met jonge leefgroepbegeleiders” werd vertoond op 14 januari 2021 op een webinar van het Contactcomité voor Organisaties in de Jeugdzorg met als thema: “Jonge hulpverleners in residentiële settings: wat hebben ze nodig om de stiel te leren?”
De gesprekken met ervaren leefgroepbegeleiders worden nu nog verder bewerkt om als document aan te bieden op diverse fora, waaronder de academische werkplaats “Positief Leefklimaat”.
- De maandelijkse palavers
De Movie-talks, de gesprekken met begeleiders, de dialogische sessies vertrekkend van film, en de interviews worden steeds kritisch bekeken en besproken op onze maandelijkse palavers. Een kleine, open groep geïnteresseerden neemt hieraan deel. De palavers gaan door op Den Dolaard (2); een bevriende organisatie.
Eduacademie richt ook andere activiteiten in zoals een tekstatelier en ondersteuning van initiatieven in de marge van gesubsidieerde zorg-
initiatieven. Ook deze activiteiten worden opgevolgd op de palavers.
- Samen kijken naar film omtrent pedagogische interventies
- Voorafgaand: de keuze van de film
Het spreekt voor zich dat we in het kader van de Eduacademie films tonen – in het midden brengen- die educatieve praktijken documenteren. Er wordt een mengeling voorgesteld van ‘oude’ films en hedendaagse video- en
filmproducties. “Oude’ historische films dwingen ons uit de comfort- zone te treden door het vreemde en de afstand die ze scheppen. Nieuwe hedendaagse films of video’s tonen wat op verschillende plaatsen actueel aan de gang is.
Alle films doen ons stilstaan, verwonderd kijken en dagen uit om vanuit een eigen ‘oorspronkelijk’ denken de eigen praktijk opnieuw te doordenken en vorm te geven. Eduacademie wil daarmee de confrontatie aangaan met verschillende manieren van kijken en zo een uitgangspunt maken voor verdiepende gesprekken.
Bij de keuze van de films gaat de voorkeur naar films die op een niet-didactische manier opvoedingskwesties aan bod brengen. Ze dienen tevens over bepaalde cinematografische kwaliteiten beschikken ( zie verder)
De keuzes voor film voor de movie - talks worden doorgesproken op de palavers. Het criterium voor de keuze voor een bepaalde film gebeurt vanuit de inschatting dat er voldoende “triggers” in de film aanwezig zijn om stil te staan en eventueel tot uitwisseling te komen n.av. de film.
Voor de teamgerichte dialogische sessies vertrekkend van film, wordt de keuze voor de film samen gemaakt in overleg met de teams voor wie de sessies worden ingericht (zie verder).
- Samen kijken.
Samen kijken naar een film, grijpt in op de onderlinge verhoudingen van wie samen kijkt: er ontstaat een gedeelde ervaring. Kijkers worden samen met meer geconfronteerd dan alleen de combinatie van woorden, beelden, klank. Ook de sfeer en de ervaring van gedurende de tijd van de film in iets bevreemdend en tegelijk herkenbaar terecht te komen, grijpt in op de onderlinge verhoudingen. Er ontstaat immers onderling een gelijkheid die noch intentioneel georganiseerd noch ingesteld kan worden. Dat film ingrijpt op verhoudingen tussen mensen noemt Imogen Stidworthy een “metacinematische” dimensie van film; een dimensie die verder gaat dan het getoonde : “ Film kan onvoorspelbare effecten hebben op verhoudingen die verder gaan dan de film zelf, of dan de intenties van de filmmaker “ (Stidworthy, 20…). Dit fenomeen is de sokkel waarop zowel de movie-talks rusten als de dialogische sessies vertrekkend van film.
Films en of documentaires zorgen bij ieder kijker apart voor betrokkenheid, mee beleven of ervaren en tegelijk ook voor een distantie die uitnodigt tot reflectie of innerlijke dialoog, zeker wanneer bij inleiding van de filmvertoning een nabespreking in het vooruitzicht gesteld wordt. “ Film legt een concrete praktijk in het midden, spreekt tot de verbeelding, raakt het gemoed en kan aanzetten tot een innerlijke dialoog . Films doen ons stilstaan en dagen ons uit om vanuit het eigen denken de eigen praktijk opnieuw te doordenken en vorm te geven “ (Website Eduacademie). Of nog :“Het kijken naar films waarin de pedagogische relatie tussen kinderen en volwassenen centraal staat is een onthullende activiteit. Het geeft je ruimte om een reflectieve blik te werpen op situaties, relaties, gebeurtenissen,die je vaak ontgaan in het alledaagse leven “ (Van Manen , 2014). En verder : “Het is dan ook een raadsel waarom beroepskrachten ze nauwelijks te zien krijgen. Wat is eigenlijk het effect van het lezen van gortdroge theorie – en methodiekboeken over de kunst van het helpen en van het zorgen als dat volledig ten koste gaat van ondergaan van die alternatieve kennismaking met het leven en het lot van degenen die lijden? “ ( Baart, 2016).
- Zelf filmdocumenten aanmaken: Over de gesprekken met jonge en ervaren leefgroepbegeleiders.
Ook in de aanmaak van videodocumenten over jonge en ervaren leefgroep- begeleiders wordt ruim baan gelaten voor de “metacinematische” dimensie in film en filmen, in die zin dat de setting waarin het filmen plaatsvindt en het filmen zelf mogelijk maakt dat de verhouding tussen interviewer en geïnterviewde ver-persoonlijkt. Er is geen vooraf vastgelegd scenario, maar de gesprekken vinden steeds plaats op dezelfde plek: onder een schutting in het Provinciaal Domein te Kessel-Lo. Deze plek biedt een seizoen- en weersgebonden omgeving. Deze elementen dragen ertoe bij dat de gesprekken in eigen, gewone, woorden verlopen. De omgevingselementen worden gefilmd, t.t.z. visueel aanwezig gesteld of beeldend verwerkt in de documentaire. In de documentaire worden ook een aantal technische keuzes duidelijk zichtbaar gemaakt, c.q als visuele elementen opgenomen in het beeldverslag: zoals de opstelling van de camera’s en de geluidsapparatuur, de persoon van filmer zelf die af en toe al filmend in beeld komt .
Het gaat erom in de gesprekken met jonge en ervaren leefgroepbegeleiders hun ervaring- en denkwereld te reveleren en op te laten lichten, - subjectief, zoekend, geraakt - in een omgeving en een context (namelijk het filmen) die hiertoe het nodige reliëf aanbiedt
2 . Project Etre et Avoir in CIDAR
2.1. Inleiding
We geven hier een inkijk in hoe we met de movie-talks aan de slag gingen binnen een organisatie; het O.O.O.C van het jongerencentrum CIDAR (3). Op vraag van en in overleg met de leidinggevende ontwikkelden we een vormingstraject met volgende elementen:
1°) Keuze van een film over een inspirerende educatieve praktijk. 2°) Organisatie van een nabespreking van de film waarbij gezocht wordt naar thema’s in verband met professioneel handelen die medewerkers zelf op tafel wensen te leggen. 3°) Voorbereiding van de vormingsessie rond de aangeduide thema’s door een groepje medewerkers zelf, onder leiding van de projectverantwoordelijken van de Eduacademie . 4°) Organisatie van de plenaire vormingssessies zelf. 5°) Afstemming met de leidinggevende. 6°) Afsluitende conferentie.
Voor ieder van die elementen geven we hierna aan hoe we te werk gingen . Vooraf geven we nog aan dat het traject ‘ Etre et Avoir’ in CIDAR van start ging in mei 2021 en afgerond werd in oktober 2021. We willen voorafgaand aan de bespreking ook benadrukken dat het traject maar kon uitgelopen worden dankzij het engagement van de coördinatrice en van alle medewerkers van het O.O.O.C. van het Jongerencentrum CIDAR.
2.2. Het traject ‘ Etre et Avoir’ in CIDAR ; de verschillende stappen.
2.2.1. Film: kiezen en tonen
Vanuit de Eduacademie wordt m.b.t. de filmkeuze een suggesties gedaan doch de definitieve keuze gebeurt in overleg met de medewerkers van de organisatie. Vanuit de organisatie kan trouwens steeds een eigen voorstel gedaan worden . Het is dan aan de Eduacademie om te oordelen of met dit voorstel aan de slag gegaan wordt.
Voor het traject op Cidar werd gekozen voor Etre et avoir. Dit is een film die werd geregisseerd door Nicholas Philippert (2002) . Het is een documentaire die de kinderen en de meester - Georges Lopez - van een klein basisschooltje gedurende een volledig jaar volgt. Dit schooltje bestaat uit één klas en is gelegen op het platteland in de Auvergne. We zien vooral de meester in zijn veelzijdige rol van opvoeder, leerkracht, (ver)zorger, helper, ondersteuner, kameraad, partner van ouders... aan het werk en krijgen voeling met enkele bijzondere situaties - thuis en op school – en met enkele bijzondere kinderen. Doorheen heel het optreden is de liefde voor het vak bij de meester voelbaar.
De film wordt getoond aan alle medewerkers. Zonder veel inleiding. Iedereen is geïnformeerd over de intentie of kent het intentioneel kader en weet dus dat er na de film ruimte zal gemaakt worden voor een nabespreking. We geven bij de start van de vertoning dan ook enkel de ’opdracht’ om aandachtig te kijken en zich door de film te laten aanspreken.
2.2.2. Nabespreking volgend op de vertoning.
Na een korte pauze vragen we de deelnemers om bij zichzelf na te gaan of te onderzoeken hoe die film hen heeft aangesproken of geraakt. Welke fragmenten, scènes, dialogen komen bovendrijven bij het her – inneren van de film?.
Het is de bedoeling om de persoonlijke respons of de innerlijke resonantie met elkaar te delen in een dialooggroepje van een 6 tal deelnemers . Ieder krijgt in dit groepje de ruimte en de tijd om te vertellen wat die film met hem of haar heeft gedaan, terwijl de anderen met aandacht luisteren. Ieder groepje krijgt tevens de vraag mee om, na de luister- en vertelronde, met elkaar in gesprek te gaan om te bepalen welk fragment de moeite loont om opnieuw te bekijken en om verder te analyseren.
In Het traject op CIDAR kwamen vanuit de diverse groepjes de volgende keuzen uit de bus :
Groep 1. In de film komen twee huiswerkscènes voor, die zich thuis bij de kinderen afspelen. In één scène wordt heel het gezin gemobiliseerd rond het huiswerk, en proberen alle gezinsleden de rekensommen van meester Lopez op te lossen met de nodige onderlinge discussie. In de tweede scène zien we een mama met haar dochter zich over een huiswerk buigen, met hierop aansluitend een scène van een gesprek tussen meester Lopez en de mama, over de moeilijkheid van het kind om zich uit te drukken en te communiceren.
Groep 2: : Scènes waarbij de meester gaat neerzitten op ooghoogte van de kinderen, en een scène waarbij hij tussenkomt bij een ruzie tussen twee van de “grotere” jongens.
Groep 3: Scène waarbij de meester ingaat op de nachtmerrie van een kind, dat vertelt over de spoken die het ziet.
Groep 4: Scène waarbij de meester zelf geïnterpelleerd wordt door de filmmaker en over zijn leven vertelt; een scène waarbij de meester streng optreedt t.a.v. een kind dat een tekening moet afmaken en hieraan probeert te ontsnappen, en tenslotte , een scène uit het einde van de film; met name een close-up van de meester die ontroerd is bij het afscheid van de kinderen op het einde van het schooljaar, tegelijk ook het begin van zijn pensioen.
2.2.3. Opvolgbijeenkomst.
De opvolgbijeenkomst vindt 2 weken later plaats. We herbekijken in de opvolgingbijeenkomst met de ganse groep de geselecteerde fragmenten. Daarbij wordt ieder fragment ingeleid en geduid door iemand van het groepje dat de keuze heeft gemaakt. Het herbekijken gebeurt vanuit de overweging dat “ we niet alles in één keer zien” ( Hockney) en dat eerste impressies bij een verder kritische analyse vaak (altijd) genuanceerd worden of zelfs volledig aan de kant worden geschoven voor nieuwe interpretaties.
Het feit dat daarbij iedere deelnemer vertelt wat er volgens hem of haar te zien is en dat daarbij vastgesteld wordt hoe verschillend de eigen kijk is van die van de anderen , zorgt ervoor dat men zich bewust wordt van de eigenheid van de inkleuring. In dit proces van gezamenlijk kritisch onderzoekend kijken maakt de egogestuurde interpretatie plaats voor een preciezer en nauwkeuriger zien van wat er te zien . Het fragment toont zich in zijn volle complexiteit en gelaagdheid. De kern of betekenis ervan licht zich zo, in het beste geval, op.
Na de fragmentanalyse ligt de vraag voor welke linken gemaakt kunnen worden naar de eigen praktijk het O.O.O.C Jongerencentrum op CIDAR. Concreet; welke thema’s i.v.m. het eigen professioneel handelen op het werk komen naar aanleiding van de fragmentanalyse bovendrijven. Wat is er voor ons nu van belang om verder op door te gaan ? .
Die vraag richt zich in eerste instantie tot de groepjes van de fragmentkeuze. De thema’s die zij op de agenda zetten voor verder gesprek en onderzoek zijn op die manier gegrond in een gemeenschappelijke en diepere of verrijkte kijkervaring. Ze liggen daarenboven de deelnemers zelf nauw aan het hart. Het zijn de bekommernissen van de medewerkers zelf die op een gefundeerde en betrokken wijze in het verder traject aan bod zullen komen.
Uit de filmfragmenten werden op deze wijze 4 thema’s voor verdere uitdieping gedistilleerd:
1° authenticiteit op het werk, 2° stilstaan bij de effecten van het eigen handelen, 3° de kijk van cliënteel , 4° overspoeld worden.
Het thema “Authenticiteit in het werk” werd gedistilleerd uit het interview met de meester, en uit de scène waarbij de meester ingaat op de nachtmerrie van een kind. “Stilstaan bij de effecten van het eigen handelen” werd verbonden met
de huiswerkscènes en de tussenkomst van de meester bij de ruziënde kinderen.
“De kijk van jongeren en cliënten” werd verbonden aan de scènes waarbij de meester zich op ooghoogte zet van de kinderen. “Overspoeld worden” werd verbonden aan de slotscène van de film.
Voor ieder van deze thema’s plannen we verder een vormingssessie in de vorm van verdiepende gesprekken . Elk thema wordt daarbij voorbereid met het groepje dat het thema heeft aangebracht. Vermits alle medewerkers in één van de 4 groepjes zitten worden allen bij de voorbereiding van één van de 4 sessie betrokken.
De sturing van het traject blijft volledig in handen van de medewerkers; zowel naar inhoud als naar aanpak. Vanuit de Eduacademie nemen we daarbij een coachende rol op met onze uitgangspunten en principes in het achterhoofd.
2.2.3. Voorbereiding van de vormingsessies.
Elk groepje – van 4 tot 6 personen – komt samen één à twee weken voor de geplande plenaire sessie waarop het thema waarvoor het groepje koos zal behandeld worden.
Bij de voorbereiding volgen we een vast stramien. We beginnen met het scherp stellen of eenduidig uitklaren van het thema. Wat bedoelen we precies met bv. authenticiteit ? Hoe formuleren we het ? Wat is voor ons van belang om op in te gaan ?. Als de formulering voor ieder klaar is volgt een gezamenlijke zoektocht naar een sprekend verhaal waarin dit thema duidelijk aan de orde is. Daartoe vragen we ieder om een eigen ervaring, een aangrijpende gebeurtenis of voorval uit het recente verleden te vertellen dat op een sprekende wijze de problematiek, die bij het thema aan de orde is, illustreert. Immers “Denken komt vanuit doorleefde ervaring en moet daarmee verbonden blijven als richtingswijzer waaraan het zich kan oriënteren (Arendt).
Samen wordt dan besloten welk van de ingebrachte verhalen zich het best leent als uitgangspunt voor een verdiepend gesprek over het thema. Hoewel het de bedoeling is om het bij één verhaal te houden kan ook gekozen voor twee of zelf drie verhalen die elk iets eigens met betrekking tot het thema tonen .
In het project werden zo volgende verhalen voorgesteld :
1° Thema : Authenticiteit . Een meisje van 14 is troosteloos en zoekt omhelsd en lichamelijk gekoesterd te worden door de opvoeder/begeleidster. Ze komt daarbij in de intieme ruimte van de begeleidster en overschrijdt(?) de ‘terughoudendheid’ die eigen is aan de rol van de opvoeder/begeleider. Deze voelt zich ‘diep’ geraakt en voelt een appel ‘ om iets privé/persoonlijks’ met het meisje te delen?
2° Thema : effecten eigen handelen . Een medewerkster van de sociale dienst gaat met goede moed op huisbezoek bij mama met het voornemen om in gesprek met haar de thuissituatie in beeld te brengen. Daarvoor heeft ze een vragenlijst bij die nadien het dossier moet vervolledigen. In de loop van het gesprek lijkt de spanning voelbaar toe te nemen tot zich – plots- een blokkering voordoet. Moeder wordt boos, voelt zich teveel bekeken en weigert uiteindelijk haar medewerking. De medewerkster van de dienst voelt zich voor schut staan, probeert het gesprek te herstellen doch zonder daarin te slagen. Uiteindelijk breekt ze het af en gaat gefrustreerd - met een gevoel gefaald te hebben – terug naar de dienst
3° Thema : overspoeld worden . Er komt een meisje van 19 zomaar binnen vallen op het centrum. Ze vraagt naar de begeleidster waarmee ze tijdens haar verblijfperiode op het centrum een goede band had. De begeleidster denkt dat ze nog eens contact zoekt om zoals vroeger een zorg te bespreken. Groot is haar verrassing – een schok eigenlijk – toen het meisje met een ‘zwaar’ verhaal van verkrachting aankwam. Gevoel van overrompeld te worden, sprakeloos, ‘paniek?’..help – hoe erg en wat moet ik daarmee ??
4° Thema : de kijk van cliënten. Verhaal 1. Elke dag op om het even welk moment belt de moeder van een meisje dat in het centrum is opgenomen via een verwijzing op grond van problematische opvoedingssituatie door ... . De moeder belt op om de opvoedster de les te spellen..ze is niet akkoord met dit of dat en vindt ieder onbekwaam en laat dit denigrerend weten. Vaak staat ze ongevraagd aan de deur en eist een onmiddellijk onderhoud. Begrenzen helpt niet. keer op keer gaat ze erover , met een of anders smoes. De is een zeer uitputtende strijd die enkel even – tijdelijk - gaat liggen als er een nieuwe opvoeders op begeleidster aan het meisje wordt toegewezen, die binnen de kortste keren ook weer opzij gezet wordt als onbekwaam.
Verhaal 2. Een jongen van 17 valt buiten de leefgroep ( van 4). Hij doet niet mee met het druggebruik van de 3 anderen. Hij kan ook niet leven met de nonchalance waarmee dezen met de regels omspringen. Dit maakt hem opstandig en boos. Hij eist van de opvoeders duidelijke sanctionering...als daar niet meteen werk van gemaakt wordt hij dwars, boos, opstandig
Meestal wordt , vanuit het gekozen verhaal, de formulering van het thema of de problematiek nog eens herbekeken en verder scherp gesteld. Themaformulering en sprekend verhaal raken op deze wijze goed op elkaar afgesteld.
Na deze gezamenlijke arbeid sluiten we de voorbereiding af met de rolverdeling en geven daarbij enkele handvaten mee om de rolneming te ondersteunen . Iemand neemt , uiteraard, de rol van verhalenverteller op terwijl de anderen de rol krijgen toegemeten van moderator of facilitator van één van de reflectiegroepjes die in de plenaire bijeenkomst zullen worden samengesteld .
Afgesproken wordt dat we elkaar een half uur voor de start van de plenaire sessie treffen om de ruimte klaar te maken, het onthaal voor te bereiden de het verloop nog eens samen door te nemen.
2.2.4. De plenaire vormingssessie.
Bij het ontwerp en de uitvoering houden we ons eveneens aan een vast stramien of verloopschema.
Om te beginnen wordt de start goed verzorgd door al wie mee in de voorbereiding zat. Dit wil zeggen dat de “ruimte wordt opgeladen; het gaat daarbij dan zowel om de fysieke ruimte - alles klaar zetten en inrichten - , als om de relationele ruimte - het onthaal en de contacting - en de intentionele ruimte - het thema zetten , en het verloop en werkwijze weergeven - (Scharmer, 2009).
De basisconfiguratie voor de bijeenkomst is de opstelling van een cirkel met een leeg midden . Deelnemen aan de sessie betekent in – de – cirkel - komen, d.w.z. in een configuratie of setting waaruit een - niet dwingende - uitnodiging spreekt om zich op een bedachtzame en nadenkende wijze en in eigen naam vrij- uit te spreken en om naar elkaar onbevooroordeeld en met aandacht te luisteren om – te - leren “ Daardoor kan in de groep een vloeiende dynamiek van betekenisgeving ontstaan waaruit nieuw begrip voorkomt: iets nieuws wat misschien helemaal niet het uitgangspunt was, iets creatiefs. Die gedeelde nieuwe betekenissen wordt dan de ‘lijm’ of het ‘cement’ dan mensen en samenlevingen of gemeenschappen bij elkaar houdt “ (Bohm, 2018).
Na het opladen van de ruimte wordt dan ook heel kort iets gezegd over de betekenis van de dialogische cirkel (eigen power point).
Daarmee is de introductie van de sessie rond en kan de verhalenverteller aan het woord komen. Het verhaal wordt filmisch gebracht met aandacht voor de persoonlijke lading of betekenis. De deelnemers kunnen, als de verteller rond is, (enkel ) nog verduidelijkende vragen stellen om zich beter te kunnen inleven.
Vervolgens splitst de groep zich in deelgroepjes ( 4-6) waarbij iedere groep drie vragen meekrijgt ; 1°) Wat roept de situatie die daarnet verteld werd bij je op aan gedachten en gevoelens, 2°) Als jullie nadien dan kijken naar al wat in het midden is gelegd , wat komt dan vanuit dit midden naar boven drijven. ( Naar Boers & Kessels, 2003); en 3°) Zien jullie nog onderwerpen die verder moeten behandeld worden op een ander forum of ander overlegmoment in de organisatie?
De eerste vraag impliceert dat er een rondje gegaan wordt waarbij ieder in eigen woorden aangeeft wat het verhaal bij hem of haar oproept. Wat brengt dit verhaal bij ieder teweeg – in beweging – en waarmee heeft dat te maken of wat zegt dit over jezelf? De tweede vraag houdt in dat er samen gekeken naar wat in het midden is gelegd om de onderliggende verbindende kern of het verbindend idee te ontdekken over wat er, volgens de deelnemers, toe doet en hoe daarnaar te handelen. Er wordt daarbij dan een shift in het luisteren gevraagd : “ A transition from listening alone as separate individuals to listening together as if one is part of a larger whole. This requires more than empathy, which implies trying to put oneself in the other person’s shoes while also sustaining one’s own angle. Instead, we can enlarge our sense of ourselves – our sense of identity – so that we become “ an advocate for the whole” ( Isaacs, 1999),
De bevindingen van dit luisteren vanuit het geheel worden binnen iedere groep op een flap genoteerd.
Deze hele zoektocht - reis - naar gedeelde betekenis wordt door de facilitator geleid (zie voorbereiding). Hij/zij is tevens de verslaggever die de presentatie doet van de bevindingen van het groepje.
Deze presentatie voor de grote groep gebeurt onder begeleiding van één van de begeleiders vanuit de Eduacademie terwijl de andere de voornaamste punten op een flap noteert. Iedereen kan tijdens de presentaties commentaren en bedenkingen in het midden brengen. De plenaire zitting wordt afgesloten met een reflectie, beschouwing of commentaar door een professional – met – kennis - van zaken ; niet om te beleren of doceren doch om – improviserend - mogelijke linken te leggen of verbindingen te zoeken tussen de bevindingen van de groep en de uitgangspunten of concepten die binnen de organisatie leven
2.2.5. Afstemming leidinggevende.
In de loop van de gesprekken kunnen ideeën en bedenkingen naar boven komen die te maken hebben met de organisatie als organisatie. Vragen komen aan de orde naar wat nodig is of voorzien moet worden vanuit de organisatie om het professionele handelen de gewenste kwaliteit te geven. Een traject gaan in de hierboven beschreven zin is in zekere zin dan ook politiek gezien nooit neutraal; d.w.z. raakt steeds op de een of ander manier aan de inrichting van de ‘polis’ of ‘tribe’ die iedere organisatie is. Wat daarbij opgenomen wordt en hoe dat gebeurt is iets wat niet binnen de scoop van het traject zelf valt. Dit moet op andere fora of plaatsen besproken en uitgewerkt worden. Voor de leidinggevende gaat de betrokkenheid in het proces zelf gepaard met uitwisselingen tussendoor over de vorderingen. Een afsluitend overleg over hoe de nieuwe ideeën te verankeren ‘part of the game’.
2.2.6. De afsluitende conferentie.
Na de vormingsessies komen we bijeen voor een terugblik en een vooruitblik.
De terugblik start met een herbekijken van de filmfragmenten die de start waren voor het hele proces van reflectie. In vogelvlucht passeren daarna de behandelde thema’s en de wordt de wijze van samenwerken/denken nog eens toegelicht.
Zoals steeds volgt daarop een nabespreking in kleinere groep. Op CIDAR is er voor gekozen om deze keer de 2 deelgroepen – de groep van leefgroep begeleiders en de groep van de sociale dienst – apart te laten reflecteren onder leiding van hun respectievelijke coördinator. Deze kregen daartoe vooraf een briefing over de vragen die voorgelegd worden en over te volgen werkwijze. In een eerste ronde dienden meer bepaald de 2 volgende vragen het gesprek richting te geven : 1°) Als je terugkijkt over gans het traject: wat komt dan bovendrijven ?, Wat blijft nawerken of hangen ? ; Wat heeft ieder getriggerd ? en 2°) Wat wil je meenemen ? Wat wil je oppakken of zelf ter hand nemen, ? Waarop wil je in de toekomst minder of meer inzetten ? .
Die vragen richten zich op wat ieder persoonlijk vindt . Daarna wordt de focus op het eigen team gezet met de volgende vragen : 1°) Hoe kunnen we elkaar helpen en steunen ? en 2° ) Wat ligt er in onze mand – als team - om verder werk van te maken?
Dit wordt dan weer plenair gedeeld, besproken en afgerond waarna het moment komt om het gehele traject af te sluiten met een dank en een toost en de belofte om een tekst te maken met de voornaamste punten en conclusies die in de loop van het samen denken over eigen professioneel handelen naar voor gekomen zijn.
2.3. Nabeschouwingen bij de dialogische sessies.
2.3.1. Feedback vanuit de teams
Het traject “ Etre en Avoir op CIDAR ” is gestart met een filmvertoning, nabespreking en opvolgsessie. Al wat daar verder op volgde heeft zich vanzelf ontwikkeld. Het traject zoals het hierboven beschreven is zo al doende vormgegeven.
Op de slotbijeenkomst kwam er een enthousiaste feedback en werden volgende punten als sterktes aangegeven : 1°) Een Film als uitgangspunt nemen creëert een sterke betrokkenheid, 2°) De thematische aanpak zorgt voor focus en diepgang, 3°) Het samen denken in de voorbereidingsgroep is intens en verrijkend, 4°) De dialogische – niet beoordelende en de-hiërarchiserende grondhouding wordt gewaardeerd, 5°) Werken in kleine groepen bevordert de onderlinge verbondenheid en 6°) De teamoverschrijdende samenstelling van de groepjes versterkt de wederzijdse waardering en de interne sociale cohesie.
Opvallend is ook dat de er in de loop van het traject tussendoor veel met elkaar – in de wandelgangen – over gesproken werd. Er is het gevoel gegroeid dat wat ieder doet nu meer vanuit het geheel vorm krijgt en dat de dialogische insteek ook als persoonlijk verrijking wordt ervaren.
2.3.2. Reflecties coaches Eduacademie
Het traject liep in bijzondere omstandigheden. Immers, de dialogische sessies in het O.O.O.C. van Jongerencentrum CIDAR vonden plaats in een vreemde situatie, veroorzaakt door corona: de mogelijkheden voor de teamleden om met mekaar tot uitwisselingen te komen via intervisies waren beperkt, terwijl de teamleden naar wegen zochten om zich uit te drukken en erkenning te vinden in de schoot van het team. Een deel van het bereidheid en enthousiasme om een intensief project mee te werken kan dus begrepen worden vanuit het idee dat het een antwoord gaf op een groeiende nood aan contact.
Vanuit het perspectief van de coaches van Eduacademie die de dialogische sessies begeleidden, verder nog lichtten uiteenlopende fenomenen op: de grote betrokkenheid van de deelnemers; de stuwing die vanuit de deelnemers uitging; de vrijheid van spreken van de deelnemers; hun bereidheid zich kwetsbaar op te stellen.
- Slotbeschouwingen
Het simpele gegeven de film voor heel het team tegelijk te tonen, had een de-hiërarchiserend effect. Iedereen ervaarde de mengeling van vervreemding en herkenning, en men kon dat ook bij mekaar herkennen. De institutionele logica met zijn uitgesproken en onuitgesproken hiërarchiseringen, werd onderbroken.
Die gemeenschappelijke ervaring heeft mogelijk gemaakt dat in de dialogische sessies die onderbreking van de institutionele logica, gehandhaafd kon blijven.
Een gelijkaardig fenomeen doet zich voor bij de movietalks en de gesprekken met leefgroepbegeleiders: er ontstaat een zone waarin vrijuit gesproken kan
worden, de eigen woorden zijn niet minder waard dan de woorden van beleid, instituut of wetenschap.
Die vrije ruimte heeft ook mogelijk gemaakt dat de teamleden in het O.O.O.C, de deelnemers aan de movietalks en de leefgroepbegeleiders in het spreken verbinding konden maken met de onuitgesproken, soms vergeten, pedagogische handvaten en opvattingen in de werkomgevingen. Dat op zijn beurt maakt niet enkel overdracht mogelijk maar ook bevraging en eventueel verandering.
Samen naar film kijken, film maken, maakt mogelijk omstandigheden te creëren waarin niet enkel de film op zich de drager is van een pedagogische boodschap, maar ook het gebeuren zelf een dialogische pedagogie in zijn opbouw ervaarbaar maakt.
Laurent Thys en Karel De Vos
december 2021
*Laurent Thys : is pedagoog en gepensioneerd. Voormalig onderzoeker , PMS- medewerker en directeur VCLB-Leuven. Nog actief betrokken bij organisatie ontwikkeling en bij projecten in de jeugdzorg. Vebonden aan de Eduacademie.
**Dr. Karel De Vos: Sociaal pedagoog.Tot aan zijn pensioen (2021) directeur van Jongerencentrum Cidar. Verbonden aan Eduacademie.
Websites
1) Eduacademie : eduacademie.jouwweb.nl
2) De Dolaard : www.dendolaard.be
3) Jongerencentrum Cidar: www.cidar.be
Literatuur
Arendt, H. (2020) uit Lezing op SPES Forum door Anja Topolsky
Baart, A . (2016) Aandacht. Etudes in presentie. Boom, Meppel
Boers E. & Kessels J. (2003) Professionaliseren door gezamenlijke reflectie. Intervisie en socratisch gesprek vergeleken. In Delnou J & van Dalen W. Het socratisch gesprek. DAMON, Eindhoven.
Bohm D. (2018) Over dialoog. Helder denken en communiceren. Ten Have, Utrrecht
De Vos, K. (2021) Film beyond cinema. Lezing op de bijeenkomst ‘ Divan sur Danube” Mei, 2021 ( https:// Eduacademie.jouwweb.nl)
Hockney (2021). Uit interview verschenen in DE STANDAARD van zaterdag 2 oktober 2021
Isaacs W. (1999) Dialogue and the art of thinking together. Doubleday Books
Thys,L. (2021) Een andere kijk op professioneel handelen. Een niet-gepubliceerd document waarin enkele ‘denkers’ over professionaliteit besproken worden Scharmer O.C. Theorie U. (2009) Leiding geven vanuit de toekomst die zich aandient. Christofoor. Zeist
Stidworthy,I. (2020) Voicing on the Borders of Language, Sweden, Lund University
Van Manen M.(2014) Weten wat te doen , wanneer je niet weet wat te doen. Pedagogische sensitiviteit in de omgang met kinderen. Nivoz, Haarlem
Film:
L’enfant Sauvage (1970). François Truffaut.
Ce gamin-là (1975). Renaud Victor en Fernand Deligny.
Etre et avoir (2002). Nicholas Philibert.
Maak jouw eigen website met JouwWeb